De directeurs
VOORWOORD
Dit nummer 55/1 van het Tijdschrift voor Militair Recht en Oorlogsrecht bevat meerdere bijdragen die juridische vraagstukken bespreken in verband met internationale operaties en met strafrechtelijke immuniteit voor internationaalrechtelijke misdrijven.
De eerste drie bijdragen behandelen juridische pijnpunten inzake internationale operaties, en dit op drie niveaus: dat van de NAVO, dat van de Europese Staten en dat van het Verenigd Koninkrijk.
In een eerste artikel bespreken Steven Hill en David Lemétayer, juristen van de Dienst juridische zaken van de NAVO, enkele juridische vraagstukken in verband met multinationale militaire operaties vanuit het NAVO-perspectief. Bij hun bespreking wijzen zij erop dat de Alliantie strenge normen hanteert voor de planning en de uitvoering van operaties, in het bijzonder om burgers te beschermen voor geweld.
In een tweede artikel bespreekt Professor Wouter Vandenhole van de Universiteit Antwerpen diepgaand de mensenrechtenverplichtingen van Europese Staten in het kader van vredesoperaties. Hij onderzoekt de verplichting en de verantwoordelijkheid van de Staten die troepen leveren voor vredesoperaties wanneer die troepen mensenrechtenschendingen begaan. Hierbij rijst de vraag of de mensenrechtenverplichtingen ook extraterritoriaal gelden. De auteur benadert kritisch de rechtspraak dienaangaande van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
In een derde artikel behandelt Jake Rylatt van de universiteit van Cambridge een gelijkaardige problematiek vanuit Brits oogpunt. Hij analyseert de zaak-Serdar Mohammed voor de rechtbanken van Engeland en Wales, die handelde over de toerekening van het optreden van de Britse troepen in het kader van ISAF. Ook hij stelt kritische vragen bij de redenering die in de rechtspraak wordt gevolgd.
De strafrechtelijke immuniteit van Staatsvertegenwoordigers voor internationale misdaden komt uitvoerig aan bod in een artikel van Pauline Lesaffre van de Université catholique de Louvain. Ze stelt onder meer vast dat volgens de internationaalrechtelijke regels, Staatsvertegenwoordigers die door buitenlandse rechtbanken worden vervolgd, nog steeds immuniteit genieten. Deze immuniteit is weliswaar niet als zodanig tegenstelbaar aan het Internationaal Strafhof, maar ze geldt wel in de samenwerkingsregeling die door het Statuut van Rome werd voorzien: de vertegenwoordigers van niet-lidstaten genieten immers gewoonterechtelijke immuniteit tegen dwanghandelingen vanwege lidstaten die optreden op vraag van het Hof.
Zoals gewoonlijk wordt het tijdschrift afgesloten met de bespreking van enkele recent verschenen monografieën over militair recht en recht der gewapende conflicten.